Het allereerste levensboek maakte ik in 2006, een boek over het leven van mijn eigen opa. Ton van der Zijde. De gesprekken, de verhalen, het boek, de reacties, deden me realiseren dat mijn veronderstelling klopte: ieder leven is een boek waard. De anekdotes die verhalen over de avontuurlijke levenswandel van Ton van der Zijde (1927-2010) zijn van blijvende waarde gebleken.
Ik werkte als vrachtwagenchauffeur en moest die dag in Bussum zijn. Ergens in een villawijk met hier en daar een huis en heel veel groen, stond ik op straat mijn brood op te eten. Terwijl ik daar stond te kauwen, keek ik naar een huis met een tuin die aan de achterkant schuin opliep. Ik vond dat prachtig, dat reliëf in een tuin. Dus ik wandelde naar de zijkant van het huis om eens goed te kijken. En terwijl ik daar liep, zag ik in de achtertuin een gezelschap zitten. Die mensen zaten koffie te drinken en zagen mij ineens staan. Een man stond op, kwam naar me toe en zei met enige argwaan: ‘Zoekt u iets?’ Ik weet nog goed wat ik zei: ‘Ik ben hier in opdracht van de Saturday Evening Post. Het is de bedoeling dat ik de tien mooiste tuinen in Nederland vind. Ik ben dus erg geïnteresseerd in tuinen en die van u is prachtig. De ruimtewerking die u creëert met die ophoging heb ik nergens eerder gezien.’ Die man sloeg om als een blad aan een boom en nodigde me uit voor een kopje koffie.
Dat was het enige wat ik had: een duidelijk idee over hoe ik mijn eigen tuin zou gaan creëren. Toen ik met pensioen ging en mezelf een volkstuintje verschafte tussen Delft en Delfgauw, ben ik begonnen met het graven van een soort kuil. Met de afgegraven grond heb ik de zijkanten opgehoogd. Maar om echt reliëf te creëren moest er nog veel meer gebeuren. Dus stond ik iedere ochtend om zes uur op en fietste naar de tuin. Bij de Hertenkamp, waar het vol lag met molshopen, stopte ik. De hopen aarde schepte ik in zakjes die ik meenam naar de tuin. Bij de tuin aangekomen gooide ik die tasjes leeg. Vervolgens fietste ik terug naar huis om met Corrie te ontbijten. Onderweg schepte ik weer vier zakjes vol die ik thuis aangekomen in de kofferbak van mijn auto legde. Na het ontbijt ging ik met de auto naar de tuin en dan stopte ik onderweg nog een keer bij de Hertenkamp om weer vier zakjes te vullen. ‘s Middags op de terugweg naar huis deed ik hetzelfde. Op die manier verzamelde ik zestien zakjes aarde per dag en bracht ik het hoogteverschil in mijn tuin aan.
Nadat ik het reliëf had gecreëerd, kon ik me gaan bezighouden met de verdere invulling. Ik had ontdekt dat er bij het zwembad een enorme hoeveelheid prachtige stenen lag. Je moest er even voor in de grond pulken, maar dan had je ook wat. Wat was nu het geval, ze hadden in Delft eens het idee gehad om een grote roeibaan te maken. De zijkanten ervan zouden worden afgedekt met grote keien. Dat project is op het laatste moment afgeblazen. Maar die stenen waren toen al afgeleverd. Voor mij was die plek een goudmijn. Ik ging er bijna dagelijks heen om een draagbare hoeveelheid stenen op te halen. Daarmee kon ik op een speelse manier mijn tuin vormgeven.
Dat doe ik nog steeds. Bijna iedere dag ben ik bezig met mijn eigen creaties. Ik kijk, ik rust, ik wroet, ik mediteer. De tuin is de plek waar ik de wijsheden van Bhagwan op me in laat werken; waar ik eindeloos luister naar de radio. Het is ook de plek waar ik graag mensen ontvang. Ieder seizoen, iedere dag is weer anders. Soms gaan er dingen dood. Soms wordt lelijk wat eens mooi was en andersom. Soms veranderen de behoeftes. Een jaar geleden stond mijn tuin vol met bonenstaken en groeiden er zoveel groenten dat het me moeite kostte om alles kwijt te raken. Ik leverde een voortdurende strijd tegen fazanten, konijnen, woelratten, slakken, mollen en eksters die mijn groenten opvraten. Ik heb de strijd opgegeven. Nu verbouw ik nauwelijks nog groenten en geniet ik vooral van het leven in mijn tuin. Ik hoor de merels blij zijn met de eerste zonnestralen en zie hoe de koolmezen met hun snavels tikken op het raam van mijn tuinhuisje in afwachting van een portie pinda’s. Dagelijks om twee uur ‘s middags steekt een fazant zijn snuit door de haag coniferen. Het blijft fascineren. Het gekke is, twintig jaar geleden toen ik hier kwam, was er niets. Alles was kaal. Er stond enkel een hele grote den in het midden. Het enige wat ik had was een idee, over hoe het moest zijn.
Ton van der Zijde
“Dat allerlaatste moment had ik hem graag in de ogen willen kijken. Er was een leven aan misverstanden aan voorafgegaan. Maar die gelegenheid heb ik niet gehad. Ik denk nu wel eens: ‘God, hij heeft het allemaal goed bedoeld, ik ben ook wel een zeikerd geweest.’”
Nu dit is vastgelegd hebben ik en mijn broers een meer open contact op een dieper niveau. Ook de kleinkinderen stellen makkelijker vragen aan hun opa en oma. En mijn ouders praten meer met elkaar. Toch zijn de verhalen niet nieuw voor mij. Mijn vader vertelt altijd al graag. Nee, wat me vooral raakt is de rol van mijn moeder. Zij zorgde ervoor dat mijn vader zijn avonturen kon beleven. Zij had zoveel draagkracht, realiseerde ik me tijdens het lezen. Zij verdient een standbeeld. Ik denk daardoor ook na over wat zij aan mij heeft doorgegeven.