Geen mooier blad om voor te werken dan het Vlaamse DENG. Voor dit satirische tijdschrift met veel ruimte voor de betere achtergrondverhalen over sport, kunst en politiek, toog ik in de zomer van 2004 naar Spanje om een longread te maken over de culturele waarde en geschiedenis van wielrennen in Baskenland. Geflankeerd door Spanje-correspondent en fotograaf Rop Zoutberg, sprak en zag ik vele Basken en hoorde hun verhalen.
Woensdagochtend tien uur. Een plein in het gehucht Iurreta ergens op het platteland tussen Bilbao en San Sebastian. Een paar duiven, een kerk, een gemeentehuis. Wie beter kijkt ontdekt witte kartonnen bordjes met daarop in zwart de topografische kaart van Baskenland en de tekst: Euskal Presoak, Euskal Herrira, de oproep veroordeelde Eta-terroristen over te plaatsen naar Baskische gevangeniscellen. Op de Plaza San Miguel verzamelen al decennia lang wielrenners uit de omgeving om te gaan te trainen. Wie mee kan, mag mee. Eén voor één draaien ze het plein op. Een verdwaalde Britse amateur: Steve Lampier. De Euskaltel-renners David Etxeberria en Gorka Arrizabalaga. En Pedro Horillo van de Quickstep-ploeg.
Als laatste arriveert Iban Mayo, gestoken in het fel oranje tricot van zijn wielerploeg. Mayo is de hoop van alle Basken voor de komende Tour de France. Wonderbaarlijk. Deze 26-jarige jongen met flaporen, krap zeventig kilo wegend, behoort in de zwaarste sport ter wereld tot de allerbesten. Een moderne held, vermomd als antiheld. Mayo doet een ochtendplas tegen een muurtje; vult zijn bidon bij een bronzen fontein met wonderwater en bespreekt met zijn collega’s de route van vandaag. De mannen knikken instemmend. Iban Mayo bepaalt. Vandaag doen ze het rustig aan: 115 kilometer in 3,5 uur. Als de klokken van de 19de eeuwse barokke kerk half elf slaan, klikken de schoentjes zich vast in de pedalen. De lucht is grijs, zwanger van vocht; steile donkergroene berghellingen wachten op hun uitdagers. En weg zijn de mannen.
“Aupa, Aupa! De Baskische aanmoedigingsterm, ook een begroetingsterm in Baskenland – vreemd genoeg een letterlijke afgeleide van het Spaanse werkwoord aupar, dat optillen betekent – is nog altijd veel gehoord op de Pyreneeën-flanken, waar bij ieder bezoek van de Tour de France honderdduizenden Basken samenkomen om hun helden naar grote hoogten te tillen.”
“Buenas dias. Bent u meneer Elorriaga?” “Nee, dat ben ik niet” Dat is vreemd. “Is dit dan niet Avenida Txibitena nummer 17?” “Ja, dat is hier”. Dat is nog vreemder. “Maar meneer Elorriaga is toch eigenaar van deze fietsenwinkel?” “Nee, dat ben ik”. “Hoe heet u dan?” “Alberto Iturriaga. Kunt u even aan de kant gaan staan?” Meneer Iturriaga heeft meer met fietsen dan met mensen. Hij is de vader van de Spaanse wielerkampioen bij de vrouwen, Eneritz Iturriaga en was mecanicien van voormalig tourwinnaar Luis Ocaña. Zijn zoons verzorgen de racefietsen bij Euskadi Euskaltel en El Baque, een semi-professionele wielerploeg uit de regio. Mevrouw Iturriaga is er voor de boekhouding van het fietsenbedrijf. De winkel biedt een doorkijk naar een donkere werkplaats. En daar, aan het eind van de gang, helemaal achterin hangt in het schamele licht dat door een klein dakraam naar binnen valt een geel-oranje fietsframe te glimmen. Het lichtgewicht stuk aluminium van het Baskische merk Orbea blijkt dé tijdritfiets van Iban Mayo. Die fiets wordt hier in deze werkplaats geprepareerd voor die ene etappe – misschien wel belangrijkste tijdens de komende Tour de France – de klimtijdrit naar Alp d´Huez. De berg waarop diezelfde Iban Mayo vorig jaar glorieus triomfeerde.
Als sportjournalist schreef ik het liefst verhalen waarin ik tot de verbeelding sprekende sportprestaties zorgvuldig van context voorzag. Ook maakte ik ieder jaar een journalistieke reis om een werkelijkheid te onderzoeken die me fascineerde. De wielergeschiedenis van Baskenland was zo’n werkelijkheid. Naast het gelaagde verhaal dat ik voor DENG maakte, publiceerde ik van diezelfde reis diverse artikelen, ondermeer in NRC Handelsblad en Wielermagazine.